Docenten maken het verschil: onderzoek naar efficiënt docentgedrag voor leerlingen met een leer- en/of gedragsprobleem
Docenten maken het verschil: onderzoek naar efficiënt docentgedrag voor leerlingen met een leer- en/of gedragsprobleem
Samenvatting
'De centrale vraag van dit onderzoek is: Wat is efficiënt docentgedrag voor leerlingen met een leer- en/of gedragsprobleem?
De vakliteratuur laat zien dat er geen sprake is van een toename van leerlingen met gedragsproblemen. Wel is er een toename te zien (om diverse redenen) van het aantal gediagnosticeerde leerlingen. De literatuur geeft aan dat er geen scherpe scheidslijn te trekken is tussen een probleem en een stoornis. Beide groepen leerlingen hebben baat bij bepaalde onderwijsmethoden. Sterker nog: alle leerlingen profiteren van deze onderwijsmethoden. Efficiënt docentgedrag houdt rekening met cognitieve, metacognitieve en affectieve processen in het leerproces. Directe instructie heeft het meest positieve effect op leerlingen. Constructivistische onderwijsmethoden liggen niet voor de hand, leerlingen zijn daar nog niet aan toe. Dat wil niet zeggen dat een docent daar niets mee moet doen. Strategie-instructie blijkt heel nuttig, zeker in combinatie met directe instructie. Verder blijken o.a. 'vragen stellen', 'interactie', 'het gebruik van technologie', 'toetsen' en 'feedback' waardevol te zijn (het gros van deze genoemde items heeft weer te maken met directe instructie). Affectie met en afstemmen op de leerling zijn van cruciaal belang. Ook bij stoornissen als dyslexie, AD(H)D en diverse vormen van autisme blijkt hoe belangrijk het is af te stemmen op de leerling en affectie te tonen. Het is belangrijk hoe een docent naar een leerling kijkt. Er is een duidelijk verband tussen 'leerproblemen' en gedragsproblemen. Autoritatieve scholen zijn het meest gunstig voor de ontwikkeling van jeugdigen. 'De leerling centraal' is een mooi motto, maar zal de school geen goed doen als daar niet op gelijke hoogte naast komt staan 'de docent centraal'. Het praktijkgedeelte laat zien dat alle leerlingen baat hebben bij kwalitatief hoogstaand onderwijs. Wat goed is voor leerlingen met problemen is ook goed voor alle andere leerlingen. De voorkeur van de respondenten gaat uit naar directe instructie. Leerlingen willen heel graag weten wat belangrijk is en geleerd moet worden en wat de bedoeling van de les is. Visualisatie is hierbij belangrijk. Oefenen blijft een onmisbaar bestanddeel van directe instructie (de leerlingen willen graag oefenen). Strategie-instructie kan hier een aanvulling op zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat de leerlingen teveel vrijheid niet wenselijk vinden; de meeste leerlingen geven aan niet voor zelfwerkzaamheid te zijn. Verder zijn klassenmanagement, structuur en duidelijkheid belangrijk. Leerlingen willen orde, willen weten waar ze aan toe zijn (dit hangt weer samen met directe instructie). Interessante en afwisselende lessen kunnen ordeproblemen voorkomen. Tegelijkertijd is afwisseling altijd leuk en kan daarmee gelijk ingespeeld worden op de diverse leerstijlen of intelligenties. Ook kan er gebruik gemaakt worden van beeldmateriaal en ICT, als het doel maar duidelijk is. Interactie, bijvoorbeeld discussies, wordt belangrijk gevonden. Uit dit onderzoek blijkt dat er een verband is tussen orde en de attitude van de docent. De docent zal af moeten stemmen op de leerling; er zal gewerkt moeten worden aan de leraar-leerling-relatie. Afstemmen kan door gerichte feedback te geven. Leerlingen willen graag feedback! Voor de docent blijft het pendelen tussen integratie en differentiatie. Het is voor een docent niet nodig om zich te verdiepen in allerlei leer- en gedragsproblemen. Het is belangrijk dat de docent vooral vakspecialist blijft. Sterker nog: de docent zal zijn best moeten doen om zijn waar te verkopen aan een divers publiek.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg |
Jaar | 2010 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |